Congres VoedingNL: Rol vetweefsel bij gewichtsbeheersing

5 juli 2021 Angela Jans

De hoeveelheid vet per vetcel neemt toe bij gewichtsstijging en af bij gewichtsdaling. Of de vetcel zich, na afvallen weer snel hervult verschilt van persoon tot persoon. Hoe is dit via de voeding te beïnvloeden? Prof. dr. Marleen van Baak, emeritus hoogleraar fysiologie van obesitas aan de Universiteit Maastricht licht het toe.

Van Baak was op 10 juni één van de zes sprekers op het congres VoedingNL over Vet en metabole gezondheid. Zij ging hier, onder de titel: ‘De rol van vetweefsel bij gewichtsverlies, gewichtsbehoud en gewichtstoename’, in op het verschijnsel dat mensen na gewichtsverlies, vroeg of laat toch weer te maken krijgen met gewichtstoename. Zeker als sprake is van obesitas of ernstig overgewicht.

“Het is een veel voorkomend probleem. Een Deense studie laat zien dat na achttien maanden, de helft van de mensen die gewicht hadden verloren, weer zwaarder was geworden.” Determinanten van gewichtstoename zijn bijvoorbeeld onder meer hormonale veranderingen, fysieke activiteit, adaptieve thermogenese, FFM vermindering en een omgeving die mensen stimuleert (te) veel te eten. Maar dat zegt lang niet alles. Het veel gehoorde idee dat snel afvallen leidt tot weer snel aankomen, klopt volgens Van Baak in ieder geval niet. Daarvoor is geen bewijs gevonden.

Hoe komt het dan wel dat de een weer aankomt en de ander niet? Van Baak had bij haar onderzoek de focus op de rol van wit vetweefsel en de veranderingen die daar plaatsvinden. “Het idee was dat mensen die in staat zijn hun stress niveau aan te passen, beter op gewicht kunnen blijven dan mensen die dat niet kunnen”, aldus Van Baak. Ze constateerde dat het kleiner worden van de vetcellen bij gewichtsverlies, stressreacties en inflammatie in de vetcellen veroorzaakten. Hierdoor wordt de lipolyse geremd.

Haar conclusie: gewichtsverliesgeïnduceerde cellulaire stress, ECM remodeling en inflammatie, en herstel daarvan, lijken gewichtstoename na gewichtsverlies te voorspellen. Maar er is nog verder onderzoek nodig om een strategie te kunnen bepalen om dit toe te passen in de praktijk.

Verzadigd vet versus onverzadigd vet

Een andere spreker op het congres was prof. dr. Ingeborg Brouwer, hoogleraar Voeding voor Gezond leven aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Zij stelde de vraag: ‘Is de inname van maximaal 10 energieprocent verzadigd vet een goed advies?’ het antwoord is volgens haar lastig te geven, want de uitkomst wordt grotendeels bepaald door het antwoord op de vraag: door welke nutriënt wordt het vervangen?
Wat Brouwer betreft in ieder geval niet door kokosvet. Daar was ze klip en klaar over.

’Kokosvet? Goed voor droge handen, niet zozeer om in te bakken en braden’

“Kokosvet. Er zijn veel mensen die er helemaal weg van zijn. Mijn buurman vertelde me onlangs dat hij een grote pot had gekocht. Nou, zei ik, het schijnt goed te zijn als je droge handen hebt, of als alternatieve haargel, maar het is in ieder geval niet mijn advies om in te bakken of braden als je gezond wilt doen. Er is weinig onderzoek gedaan naar de gezondheidseffecten van kokosvet. We weten dat kokosvet 85 procent verzadigd vet bevat waarvan ongeveer 50 procent laurinezuur, dat is dat C12 wat een iets minder ongunstig effect heeft op LDL dan C14 en C16. Maar in tegenstelling tot wat veel mensen denken, het wordt niet versneld opgenomen. Eerlijk gezegd, ik weet ook niet of dat nou ongunstig is, maar dat is een ander verhaal. Het is het argument dat wel vaak wordt gebruikt als reden waarom je kokosvet zou moeten nemen en dat is onjuist. Mijn conclusie van kokosvet, het heeft de naam dat het heel gezond is, maar ik zie die bevestiging niet terug in de wetenschap.”

Totale voeding inname

Volgens Brouwer gaat het om de rol van verzadigd vet en de vraag of maximaal 10 energieprocent het juiste percentage is. Wetenschappers in verschillende landen zijn het er wel over eens dat deze 10 procent een juiste richtlijn is voor de algemene bevolking. Brouwer vindt dat het desondanks best mogelijk is, lang te discussiëren over de vraag of dat klopt. Maar dat is volgens haar niet het punt. “Het belangrijkste is de kwaliteit van de totale voeding inname, daar gaat het om. Het is niet zo dat verzadigd vet een gif is. Het is ook niet zo dat we helemaal geen verzadigd vet in de voeding zouden moeten stoppen, want dan wordt voeding oneetbaar. Dan kun je zelfs geen goede voedingsmiddelen meer samenstellen. We zitten in Nederland al aan de hoge kant en willen het percentage graag naar beneden hebben, maar die 10 energieprocent, dat is een waarde waarop je nog goede voeding kunt samenstellen en toch het risico naar beneden kunt bewerkstelligen. Recentelijk is dat bevestigd door de SCAN (Scientific Advisory Committee on Nutrition) in het rapport Saturated fats and health. Zij hebben het goed uitgezocht en komen tot dezelfde conclusies als ik: het gemiddelde verzadigde vetten zou niet meer dan 10 procent moeten zijn van de totale voedingsenergie en het verzadigd vet moet vervangen worden door onverzadigde vetten en dan bij voorkeur door meervoudig onverzadigde vetten. En ook heel belangrijk, het moet gezien worden in de context van goede voeding. Zij geven aan dat de overheid strategieën zou moeten ontwikkelen die leiden tot minder inname van verzadigde vetten. Dit met name in verband met de bestrijding van hart- en vaatzieken.”

Zuivel

Brouwer ging ook in op de rol van zuivel als onderdeel van goede voeding. “Zijn er specifieke properties waardoor je vette zuivel zou moeten nemen? De Gezondheidsraad heeft dat in de voedingsrichtlijnen van 2015 op een rijtje gezet. Zij kwamen tot de conclusie dat zuivel inderdaad een belangrijke rol kan hebben maar zij hebben zich niet specifiek uitgelaten over de vraag of dat dan magere of volle zuivel zou moeten zijn. Als je het mij vraagt, ik denk niet dat het vet het beste onderdeel is van zuivel, ik zou voor de magere of halfvolle variant gaan. Maar de hoeveelheid vet in zuivelproducten is ook weer niet schrikbarend hoog, dus als je het lekkerder vindt en je kunt het in je voedingspatroon zodanig inpassen dat je onder de 10 procent blijft, be my guest. Wat wel belangrijk is om te beseffen, is dat roomboter niet in de zuivelcategorie valt. Roomboter hoort in de categorie vetten, dat wordt nog weleens verward. En roomboter is daarmee prima om met kerst en Pasen op je brood te smeren als je dat lekker vindt, maar de rest van het jaar zou ik het niet doen. Ga op zoek naar alternatieven om je hagelslag aan je boterham te plakken.”

Conclusie van Brouwer: onverzadigde vetten zijn gezonder dan verzadigde vetten. Roomboter en kokosvet zijn allebei belangrijke bronnen van verzadigd vet en zouden wat haar betreft, daarom bij voorkeur vervangen moeten worden door olie en margarine.

Richtlijnen

“Daarbij: houd altijd de gehele voeding in de gaten. Volg de richtlijnen Gezonde Voeding van de Gezondheidsraad uit 2015, die zijn goed wetenschappelijk onderbouwd en dat levert patiënten de meest gezondheidswinst op. Bovendien, als mensen die richtlijnen volgen, leidt dat vanzelf tot inname van gezonde vetten, zonder dat daarmee de kwaliteit van de voeding in gevaar komt. En mijn laatste punt: het is wel tijd dat gezonde voeding bereikbaar komt voor zoveel mogelijk mensen.”

VoedingNL werd georganiseerd in samenwerking door de Alliantie Voeding in de Zorg, de Nederlandse Vereniging van Diëtisten, de Diëtisten Coöperatie Nederland, de Nederlandse Academie voor Voedingswetenschappen en de NVVL (network for food experts). In volgende nummers van Voeding Nu komen we nog terug op de lezingen van enkele andere sprekers.

Altijd op de hoogte blijven?