Prof. dr. ir. Peter Weijs: 'Integratie onderzoek en onderwijs heeft prioriteit'

7 september 2021 Angela Jans

Foto’s: Herbert Wiggerman

Trends, meningen en inzichten over gezonde voeding en voedingspatronen veranderen razendsnel. Hoe kunnen wetenschappers en onderwijsinstellingen dit bijbenen en up-to-date blijven? Prof. dr. ir. Peter Weijs, al bijna dertig jaar verbonden aan de Hogeschool van Amsterdam, stuurt studenten het liefst de straat op om onderzoek te doen. “Want”, zegt hij, “naast evidence-based werken moet practice-based evidence niet worden onderschat.”

Wie is Peter Weijs?

  • Geboren: 1964 in Horst
  • Woont: in Ouderkerk aan de Amstel
  • Werkzaam: als lector Voeding en Beweging aan de Hogeschool van Amsterdam en hoogleraar bij het Amsterdam UMC.
  • Opleiding: Humane Voeding (MSc) aan Wageningen University & Research en Marie Curie Fellowship in Aberdeen Schotland
  • Vrije tijd: hardlopen, vanaf 55 jaar de sportschool, historisch onderzoek (en
    4 kinderen)

De hbo-opleiding Voeding en Diëtetiek duurt vier jaar. Aanpassingen in het curriculum kunnen niet heel snel doorgevoerd worden, sterker, verandering kost veel tijd. Door studenten vanaf het eerste jaar onderzoek in de praktijk te laten doen, kunnen ze daar concrete en actuele kennis verzamelen en krijgen docenten een meer coachende rol.

‘Afvallen was vooral gericht op minder eten, maar daar gaat het niet zozeer om’

“Dat vind ik prachtig. Natuurlijk, we geven niet helemaal de regie uit handen, we sturen ook op het opbouwen van een core aan theoretische kennis over gezonde en duurzame voeding. Maar als je studenten een rol kunt geven in het verzamelen van gegevens en ze en passant kunt confronteren met praktijksituaties, wordt het onderwijs daar meteen een stuk uitdagender van. Integratie van onderwijs en onderzoek heeft prioriteit, ik zou willen zien dat het nog meer door elkaar wordt gevlochten”, zegt Peter Weijs die vanaf zijn aanstelling in 1994 het afstudeeronderzoek aan de HvA coördineerde en er het Voedingslab opzette. In 2009 werd hij benoemd tot lector Gewichtsmanagement, tegenwoordig Voeding en Beweging genaamd. Daarnaast werkt hij sinds 2004 bij de sectie Diëtetiek en Voedingswetenschappen bij het Amsterdam UMC en is hij in 2018 benoemd tot hoogleraar met als leerstoel Voeding en Beweging.

Voedingslab

Bij het lectoraat werken diëtisten en voedings- en bewegingswetenschappers, een fysiotherapeut, een psycholoog en een leefstijlcoach samen met externe opdrachtgevers, universiteiten, professionals, docenten en studenten. Weijs bestudeert aspecten van energie- en eiwitbehoefte, overgewicht bij ouderen, ondervoeding en (ernstige) ziekten en past dit toe in effectieve, doelmatige en evidence-based interventies. Daarvoor heeft hij in het Voedingslab van de HvA bijvoorbeeld de beschikking over een BODPOD, een geavanceerd apparaat om met behulp van luchtdruk, de lichaamssamenstelling exact te meten. Bij deze en andere onderzoeken wordt nauw samengewerkt met verschillende praktijkpartners. In het eigen Voedingslab, ook wel Amsterdam Nutritional Assessment Center (ANAC) genaamd, werken studenten en docenten van de opleiding Voeding en Diëtetiek samen met diëtisten, fysiotherapeuten, trainers, coaches en industriële partners aan het optimaliseren van dieetbehandelingen.

“Ik heb een heel goed team en geef zelf nauwelijks nog les. We draaien bijvoorbeeld heel veel onderzoeken in Amsterdam West. Daardoor kun je de stad en het onderwijs daadwerkelijk met elkaar verbinden.”

Onderzoeken

De doelgroepen en aard van de onderzoeken lopen uiteen van kinderen tussen de twee en vier jaar tot obese ouderen. Weijs: “Als het gaat om bestrijding van overgewicht wil je zo vroeg mogelijk insteken. Daarom gaan we naar de voorscholen in wijken die minder geprivilegieerd zijn, waar veel overgewicht voorkomt en proberen we ervoor te zorgen dat de jonge kinderen die daar verblijven én hun ouders, handvatten krijgen om gezond op te groeien.”

Hiervoor is recent het project PreSchool@HealthyWeight uitgevoerd waarbij is onderzocht wat een pedagogisch medewerker nodig heeft om goede ondersteuning te kunnen bieden aan kinderen en hun ouders/verzorgers op het gebied van gezonde leefstijl. Dit project beoogd een gezonde (gewichts)ontwikkeling van kinderen te bevorderen en gezondheidsverschillen tussen kinderen met diverse cultureel-etnische en sociaaleconomische achtergronden terug te dringen.

Er zijn twee concrete interventies onderzocht; Gezonde Start, gericht op gezond gedrag en Playground, gericht op bewegen op het schoolplein. “Door dit te testen op de voorscholen, waar kinderen van twee tot vier jaar verblijven, hebben we laten zien dat het effect heeft. Althans, het is een aanzet om achterstanden weg te werken en tot gezonder gedrag te komen. We weten niet of die kinderen later niet alsnog overgewicht gaan ontwikkelen maar het is in ieder geval een beter begin. Dit soort vragen komen vanuit de praktijk. Het vervolgproject heet OK-Gezond en heeft als hoofdvraag hoe de pedagogisch medewerker over voeding, beweging en slaap in gesprek kan gaan met de ouders. Wij zorgen voor de onderzoeksaspecten maar doen het echt met en voor de praktijk”, zegt Weijs.

Resultaten voor professionals

Het Centre of Expertise Urban Vitality van de HvA richt zich op multidisciplinair onderzoek om de problemen van de grote stad aan te pakken en richt zich op de doorwerking van het onderzoek naar het onderwijs en de praktijk. Het gaat daarbij om zaken die leven in de praktijk, waar bijvoorbeeld HBO professionals mee te maken krijgen. “Dus zijn de resultaten ook van nut voor de nieuw opgeleide professionals, die krijgen dat dan mee in hun opleiding”, aldus Weijs.

‘Er is op internet oneindig veel over voeding te vinden waaronder veel onzin, wat is waar en wat niet?’

Het lectoraat Voeding en Beweging richt zich globaal op vier doelgroepen: kinderen, ouderen, sport en ziekte. Hierbij komen spierbehoud, lichaamssamenstelling en fysiek functioneren van ouderen aan bod, maar ook gezond opgroeien van kinderen. Bij sport of fysieke prestatie of aangepast sporten wordt gekeken naar voeding en bewegingsaanpak en er wordt bijgedragen aan effectief professioneel handelen, zoals van de dietist.

Weijs: “Tot een aantal jaar geleden werd voornamelijk ingestoken op verantwoord afvallen. Het gewicht staat echter niet centraal, het gaat om gedrag en lichaamssamenstelling. De nadruk is steeds meer op behoud van spiermassa komen te liggen. Dat is voor oudere mensen die iets aan gewichtsregulatie willen doen, enorm van belang. Als je ouder wordt, is verlies van spiermassa echt heel erg slecht omdat dit gevolgen heeft voor fysiek functioneren en zelfredzaamheid. Afvallen was vooral gericht op minder eten maar daar gaat het niet zozeer om, het gaat om verstandiger eten en zorgen dat de spiermassa voldoende gevoed en getraind wordt en het vet onder controle is.”

peter2 Peter Weijs in de BODPOD, een geavanceerd apparaat om lichaamssamenstelling te meten.

Behoud spiermassa 55-plus

Sinds hij anderhalf jaar geleden zelf de 55-plus grens passeerde, past de hoogleraar het voortschrijdend inzicht ook in zijn eigen leven toe. Zo gaat hij sinds kort naar de sportschool en staat er tegenwoordig een zak wei-eiwitpoeder in de keuken op het aanrecht. Dat voegt hij toe aan shakes met bijvoorbeeld bessen en zuivel. “Heerlijk en gezond.” Het is hem niet te doen om breder te worden, maar om vitaal te blijven en verval voor te zijn.

“Als je niet te veel nadruk wilt leggen op wat niet mag, moet je gezonde keuzes maken. Voor de hand liggende dingen eten: veel groente en fruit, volkoren producten en als je bij wilt dragen aan duurzame wereld wat minder vlees. Het lijkt heel eenvoudig, toch is dat een traject waarbij het handig is om begeleid te worden door iemand die er verstand van heeft en dat is wat wij studenten leren, om mensen hierbij te begeleiden op persoonlijk niveau. Maar ook om nieuwe productconcepten te bedenken.”

Behoud van spiermassa is ook juist in het ziekenhuis van groot belang, stelt Weijs. Daar komen voeding en beweging nadrukkelijk bij elkaar. Het is belangrijk dat die spieren iets doen, dat ze beweging krijgen én bouwstenen; eiwitten dus. Je ziet tegenwoordig steeds meer initiatieven om dat te realiseren.

Ziekenhuis

Ouderen na een ziekenhuisopname weer snel op de been zien te krijgen of obese ouderen op een verantwoorde manier vitaal oud laten worden, zijn thema’s waar hij zich in zijn rol bij HvA en Amsterdam UMC sterk voor maakt. “We hameren hierbij op zelfregie, educatie en communicatie van de betrokkenen, zodat ze beseffen dat goede voeding belangrijk is en dat ook ná de opname toe blijven passen. Dat er een goede afstemming is met de mantelzorg en de diëtetiek vanuit het ziekenhuis zodat er een goede overdracht is. Want de periode in het ziekenhuis is doorgaans kort, het herstel moet plaatsvinden in die periode daarna.”

Dat proces duurt vele malen langer dan een tweedelijns diëtist in te ziekenhuis kan doen. Dus daarbij zal een diëtist van de eerste lijn betrokken moeten worden.

Onderzoeksvaardigheden

“We maken daarom een nieuw zorgpad voor de professionals die we hier opleiden. Die geven we meer taken zoals wijzen op het belang van bewegen en voldoende eiwitinname. We willen hier de effectiviteit van laten zien zodat dit straks in de praktijk gaat gebeuren omdat het voor de patiënten meer oplevert. En als bewezen is dat dit werkt, gaan we dat vervolgens 100 procent zeker ook aan de studenten vertellen. Maar we passen nog veel meer mogelijkheden toe om onderzoek in het onderwijs goed af te afstemmen; daarom denk ik dat het onderwijs aan die nieuwe professionals nog een stuk beter kan worden. En hoe meer docenten zelf betrokken zijn bij onderzoek, hoe meer expertise zij zelf ook opbouwen.”

“In voedingsland is het altijd zo; er is veel informatie maar er is weinig kennis. Daarom moeten we onderscheid maken tussen informatie die wel en die niet onderbouwd is. Het is dus van belang dat afgestudeerden weten wat onderbouwing van kennis is ten opzichte van informatie die iedereen kan vinden op internet. Er is oneindig veel over voeding te vinden waaronder veel onzin, wat is waar, wat niet?”

“We willen zoveel mogelijk evidence-based, zinvolle dingen doen om bij te dragen aan het welzijn van mensen. Als dat een van je kernpunten is, is het heel belangrijk om goede onderzoeksvaardigheden te hebben om te kunnen zien of iets onderbouwd is of niet. Maar je hebt ook praktijkkennis nodig, wat vinden mensen er nu zelf van en hoe ziet de werkelijke wereld eruit.

De opleiding brengt in samenwerking met de gemeente Amsterdam de voedselomgeving van vmbo-scholen in kaart. Dat is vernieuwend omdat je met zo’n samenwerking direct iets kunt doen. Met praktijkgericht onderzoek kun je gegevens aandragen voor beleidsmaatregelen, de gemeente kan vervolgens beslissingen nemen. Ik vind dat een mooie vondst en ik denk dat we dat moeten uitbreiden. Dat zou ik meer willen zien. Dat onderwijs direct wordt ingezet om de werkelijke wereld te verbeteren.”

Altijd op de hoogte blijven?