Tekst: Lisette Brink, Sophie van der Krieken

Verzadigde vetzuren verhogen het LDL-cholesterolgehalte (LDL-c) in het bloed, een causale risicofactor voor het ontstaan van coronaire hartziekten. Regelmatig verschijnen er onderzoeken die dit causale verband in twijfel trekken. Dit kan tot verwarring leiden bij consumenten en professionals. In een nieuwe factsheet legt het Voedingscentrum de adviezen over verzadigde vetzuren uit en licht toe hoe deze zijn onderbouwd.

Het Voedingscentrum baseert zijn adviezen over verzadigde vetzuren op de Richtlijnen goede voeding 2015 en de voedingsnormen voor verzadigde vetzuren uit 2001 van de Gezondheidsraad. Deze richtlijnen zijn tot stand gekomen op basis van systematische evaluatie en interpretatie van het relevante, beschikbare wetenschappelijke onderzoek en consensus daarover onder gespecialiseerde wetenschappers. Aanvullend zijn consensusdocumenten van (inter)nationale organisaties gebruikt.

LDL-cholesterol is een risicofactor

LDL-c is een causale risicofactor voor coronaire hartziekten. Dit betekent dat een hoog LDL-c het risico op coronaire hartziekten verhoogt en dat het verlagen ervan het risico op deze ziekten verkleint. Dit is aangetoond in observationeel onderzoek en gerandomiseerde interventiestudies. Daarom gebruikt de Gezondheidsraad LDL-c als een intermediaire uitkomstmaat. Ook in de behandelrichtlijnen van het Nederlands Huisartsen Genootschap wordt bij behandeling van hart- en vaatziekten, naast een brede aanpak op voeding, leefstijl en gedrag, ingezet op het verlagen van LDL-c.

Vervang verzadigde vetzuren

Als je verzadigde vetzuren uit een voedingspatroon weghaalt, vervang je deze calorieën altijd door de andere macronutriënten (onverzadigde vetzuren, koolhydraten of eiwitten). In sommige onderzoeken wordt hiermee geen rekening gehouden, waardoor de conclusie kan zijn dat inname van verzadigde vetzuren niet samenhangt met het risico op hart- en vaatziekten. Gedegen, systematische analyses van onderzoek dat hier wel rekening mee houdt, laten zien dat het vervangen van verzadigde vetzuren door onverzadigde vetzuren leidt tot verlaging van het LDL-c en een vermindering van het risico op hart- en vaatziekten. Het vervangen van verzadigde vetzuren door koolhydraten laat geen eenduidig effect zien.

Het Voedingscentrum adviseert daarom, in navolging van de richtlijn van de Gezondheidsraad, boter, harde margarine en bak- en braadvetten te vervangen door zachte margarines, vloeibaar bak- en braadvet en plantaardige oliën.

Niet te veel verzadigde vetzuren

Voedingsnormen geven aan hoeveel voedingsstoffen mensen nodig hebben om het lichaam goed te laten functioneren en het risico op chronische ziekten te verkleinen. Ook voedingsnormen worden vastgesteld op basis van systematische evaluatie van de wetenschappelijke literatuur en consensus daarover. Voor verzadigde vetzuren is deze norm in Nederland en in de ons omringende landen maximaal tien energieprocent. Op basis hiervan is het advies van het Voedingscentrum dan ook om de inname van voedingsmiddelen met veel verzadigde vetzuren te beperken.

Voedingsmiddelen met verzadigde vetzuren

In de Schijf van Vijf staan voedingsmiddelen die goed zijn voor je gezondheid. Hieronder vallen ook voedingsmiddelen waarin verzadigd vet zit, zoals zuivel, vlees of noten. Per voedingsmiddelengroep heeft het Voedingscentrum criteria opgesteld voor (onder andere) verzadigde vetzuren waarmee we bepalen of (individuele) voedingsmiddelen binnen of buiten de Schijf van Vijf worden geplaatst. Dit betekent voor zuivel en vlees dat magere varianten wel in de Schijf van Vijf staan en vettere varianten niet. Hiermee beogen we dat je niet te veel verzadigd vet binnenkrijgt als je eet volgens de Schijf van Vijf. Producten buiten de Schijf van Vijf eet je binnen een gezond voedingspatroon niet te veel en niet te vaak.

De nadere onderbouwing van de adviezen over verzadigde vetzuren en de discussies die spelen, zijn te lezen in de factsheet ‘Verzadigde vetzuren en hart- en vaatziekte’ van het Voedingscentrum.

Altijd op de hoogte blijven?