Het streven van TNO naar een gezonder Nederland

31 oktober 2023 Heleen van der Male Markus Winter via Unsplash
De ambitie van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) is, al meer dan negentig jaar, onder meer de gezondheid van de burger fysiek én mentaal te verbeteren. Ruim drieduizend medewerkers dragen dagelijks bij  aan onderzoek dat niet alleen fundamenteel, maar vooral ook praktisch nut moet hebben. Vijf van deze medewerkers vertellen over belangrijke TNO-onderzoeken en hoe deze bijdragen aan het waarmaken van de gestelde ambitie.

Dr. Wilrike Pasman, senior onderzoeker en consultant Humane Studies TNO

Wilrike Pasman TNO Wilrike Pasman

“In het verleden deden we vooral voedingsinterventieonderzoek, waarbij gekeken werd naar de effecten van voeding op de gezondheid. Tegenwoordig ligt de focus net anders: nu kijken we naar gezondheid, met voeding als één van de factoren die daarin een rol spelen naast bijvoorbeeld bewegen, stress, slaap en omgeving. De oprichting van het instituut Lifestyle4health door TNO samen met het LUMC is daar een belangrijke ontwikkeling in.
Deze holistische benadering speelt ook in ons eigen onderzoek naar Gecombineerde Leefstijl Interventies (GLI´s) een belangrijker rol. Zo hebben we een paar jaar geleden een grote studie gedaan met de GLI Slimmer. Die hebben we nog verder gepersonaliseerd, tot de Slimmer-Personalised, om te kijken of mensen zich dan beter aan de adviezen kunnen houden voor een duurzamer effect op gedragsverandering. We zijn nu bezig in een publiek-private samenwerking met de ontwikkeling van een hybride e-health-module, waarmee we mensen willen helpen hun leefstijl te verbeteren.
Dat personaliseren van onder meer voedingsadvies is mede mogelijk doordat we met de huidige technieken veel sneller en gemakkelijker data kunnen verzamelen en combineren. Denk maar aan alle informatie die tegenwoordig beschikbaar is met behulp van smartwatches en andere apparaatjes waarmee mensen zelf metingen verrichten. Naast online vragenlijsten is zo veel informatie te verzamelen voor onderzoek. Zo kan een goed beeld van een persoon worden verkregen en is het personaliseren van de voeding (‘personalized nutrition’) mogelijk.
Ik hoop dat al het onderzoek dat gedaan wordt, ook in de praktijk steeds meer effect gaat hebben. Dat is nodig, want het aantal mensen met obesitas, overgewicht en/of (pre-)diabetes moet echt omlaag. Het is een moonshot van TNO dat in 2030 dit soort leefstijl-gerelateerde ziekten met 50% gereduceerd moet zijn. Dat is natuurlijk erg ambitieus, maar geeft wel mooi het voortdurende streven van TNO weer om de bevolking gezonder te maken.”

Prof. Dr. Geert F. Houben, TNO Principal Scientist Food Allergy and Immunotoxicology

Geert Houben TNO Geert Houben

“Met een prevalentie van ongeveer 3% behoort voedselallergie tot de meest voorkomende aandoeningen in de westerse wereld. Het gezondheidsverlies door voedselallergie is groter dan dat door bijvoorbeeld de ziekte van Parkinson, hartstilstand of huidkanker. Verlies aan kwaliteit van leven is voor een groot deel verantwoordelijk voor dit gezondheidsverlies; de angst voor onverwachte en soms levensbedreigende reacties op voeding is een belangrijke oorzaak voor een verminderde kwaliteit van leven. 
De angst voor, of daadwerkelijke reactie op allergenen is voor een groot deel te wijten aan het ontbreken van internationale standaarden voor een juiste etikettering op dit gebied. Daar is mede dankzij TNO verandering in aan het komen.
We hebben de afgelopen decennia namelijk veel geïnvesteerd in het ontwikkelen van methoden om de risico’s van allergenen in voeding te kunnen kwantificeren en te beheersen. TNO ontwikkelde in samenwerking met UMC Utrecht databases en data-analysemethoden op dit gebied. Op basis van onze data-analyseresultaten is een tiental jaar geleden een allergenenrichtlijn ontwikkeld en geïmplementeerd door het Australische-Nieuw-Zeelandse Allergen Bureau (VITAL program).
Recenter is het advies, op verzoek van de Codex Alimentarius, van een comité van deskundigen van de FAO/WHO voor het opstellen van normen en procedures voor het waarschuwen voor bedoelde of mogelijk onbedoelde aanwezigheid van allergenen in voeding. Dit advies behelst onder meer de prioritering naar de impact van allergenen, gezondheidskundige advieswaarden, richtlijnen voor etikettering en criteria voor het al dan niet vermelden van derivaten. Nationale en internationale bedrijven en autoriteiten maken inmiddels gebruik van de adviezen van de FAO/WHO-commissie.
Ik wil benadrukken dat samenwerking tussen fundamentele onderzoeksorganisaties, toegepaste kennisorganisaties en het bedrijfsleven essentieel is voor de realisatie van dit soort innovaties. Het ontwikkelen van de richtlijnen van de FAO/WHO omtrent voedselallergenen is een voorbeeld van een succesvolle implementatie van de resultaten van een samenwerking tussen verschillende instanties. Te veel wetenschappelijk werk blijft op de plank liggen, maar ons allergenenonderzoek heeft een toepassing gekregen waar we heel trots op mogen zijn.”

Dr. Anita van den Hoek, Senior Scientist bij TNO Metabolic Health Research
en Dr. Eveline Gart, Junior Scientist bij TNO  Metabolic Health Research

Anita van den Hoek TNO Anita van den Hoek

Eveline Gart TNO Eveline Gart

Anita van den Hoek: “Bij de afdeling Metabolic Health Research van TNO doen wij veel preklinisch onderzoek naar metabole, obesitas-geïnduceerde ziektes, als hart- en vaatziektes, diabetes en leverziektes. We onderzoeken bijvoorbeeld op gen-niveau de pathways waarop weefsels worden aangetast door deze ziektes.
We doen onder meer onderzoek naar leefstijlinterventies. Zo hebben we het effect op de organen onderzocht van een al dan niet gecombineerde leefstijl bij obese muizen. Daaruit bleek dat op weefselniveau organen op verschillende manieren reageren op voeding en beweging. Bij het ene orgaan had bewegen als aanvulling op een gezond dieet weinig extra effect. Bij het andere orgaan was dat juist sterk het geval. 
Uit een andere studie bleken de effecten van het zogenaamde ‘jojo-en in gewicht’ niet zo nadelig als wel beweerd wordt. Sterker: je kunt beter jojo-en dan niets doen.”
Eveline Gart: “Wat ik interessant vindt bij voedingsonderzoek is dat voeding ingrijpt op meerdere processen. Farmaceutisch onderzoek is vaak gericht op maar één mechanisme. Zo bleek bij een recent voedingsonderzoek een bepaald prebioticum behalve het verwachte gunstige effect op de darmen, ook gezondheidseffecten op de stapeling van vetten in de lever en de insulinegevoeligheid te hebben. 
Om overgewicht tegen te gaan, blijken leefstijlveranderingen nog steeds lastig. Hier ligt nog wel een kans hoe farma en voeding elkaar kunnen versterken. Onlangs is er een medicijn tegen diabetes, semaglutide, ook goedgekeurd voor mensen met obesitas. Het zou kunnen zijn dat mensen met overgewicht met een farmaceutische oplossing nét dat zetje in de rug krijgen om ook hun leefstijl aan te passen. Als je lekkerder in je vel zit, is het immers gemakkelijker om te gaan sporten en dikmakers te laten staan.”

Ben van Ommen, Principal Scientist, systeembioloog bij TNO

Ben van Ommen TNO Ben van Ommen

“Ik ben bij TNO begonnen met veel technisch onderzoek op het gebied van humane voeding en preklinische voeding, gecombineerd met nutrigenomics en systeembiologie. Dat is een interessante mix. We hebben met de TNO-werkgroep Systems Biology onder meer onderzoek gedaan naar het transcriptoom, proteoom en metaboloom. Een van de belangrijkste vindingen op basis van onze onderzoeken was de ontwikkeling van het zogenoemde flexibiliteitsdenken, ofwel systems flexibility. 
Volgens het principe van het flexibiliteitsdenken in de humane biologie gaat het goed met een mens, tot hij niet meer flexibel is. Kort door de bocht gezegd: dan gaat hij dood. Als iemand bijvoorbeeld obesitas heeft, hoeft dat nog niet te betekenen dat hij ongezond is. Maar als daar diabetes type 2 bijkomt, is dat het begin van de vermindering van de systeemflexibiliteit.
Dit flexibiliteitsdenken zijn we ook gaan toepassen in humane voeding en (pre)klinisch onderzoek. Uit meerdere studies bleek dat een gezond dieet wél tot herstel van de metabole gezondheid leidde, waar medicijnen dat niet deden. Dit ging niet alleen op voor diabetes type 2, maar ook voor cardiovasculaire ziektes, darmziektes en, zo weten we inmiddels, Alzheimer. De schellen zijn toen van mijn ogen gevallen: voeding als therapie werkt soms beter dan medicijnen. Leefstijlgeneeskunde was geboren.
We hebben inmiddels aangetoond dat, bijvoorbeeld bij type 2 diabetes, een therapie op basis van leefstijlgeneeskunde dertien keer goedkoper is dan niet ingrijpen en uiteindelijk belanden bij insulinegebruik. Om dit gegeven gestalte te geven hebben we de overheid, commercie, producenten en verzekeraars nodig. Ik hoop dat alle betrokken partijen zich er snel van bewust worden dat leefstijlgeneeskunde van essentieel belang is en dat we daar ruim baan aan moeten geven.”

Altijd op de hoogte blijven?